Gisteren speelde ik een tamelijk langdradige partij tegen een speler die de hele partij slechter stond. Ik voelde me een beetje een grinder, iemand die een minimale voordeeltje eindeloos uitmelkt tot de tegenstander uiteindelijk verliest.
Eindeloos uitmelken was gisterenavond evenwel niet nodig, want mijn tegenstander blunderde een kwaliteit en gaf na een korte afwikkeling op.
Hoewel ik heus wel betere partijen heb gespeeld in de afgelopen periode – partijen met spannende tactieken, flitsende offers en prachtige matcombinaties kies ik juist deze partij uit om nader te beschouwen. Waarom?
Welnu: in de nabeschouwing vraag ik mij of, of het kleine materiaalvoordeel na 19. … cxd4 met daarna 20. lxc4 en b4! wel echt zo groot is. Wat ik daarmee bedoel is: ja – ik kom een loper tegen een stuk voor, maar kijk eens naar mijn positie na 22. Kf8.
Stockfish geeft zwart hier een voordeel van ongeveer 1.8 – wit heeft immers in een desperado de witte loper voor zwarts f pion geruild. Zwart heeft een behoorlijk materieel voordeel.
Maar aan het bord gisteravond vond ik zwarts positie erg slecht: de geïsoleerde e-pion, de zwakke c-pion, de beroerd geplaatste witte loper, het gebrek aan coördinatie tussen de zwarte stukken en de zwarte koning op een half open lijn zien er allemaal niet lekker uit.
Zoals blijkt uit de rest van de partij, is mijn tegenstander niet in staat om op welke manier dan ook deze zwakten uit te bouwen voor tegen spel. Na 24. Db4+ heeft wit zijn voorsprong volgens Stockfish al met een volledige pion vergroot en na 29. g4? staat wit praktisch verloren (-3.4).
De vraag is wat er was gebeurd als wit tegenspel had gevonden op de zwakke damezijde, als er druk gezet werd op de e-pion.
Stockfish speelt na 18. dxc4 trouwens terecht 19. Dc2 en erkent daarmee het verlies van de pion en ontwikkelt daarmee direct druk op e4 en c4. Echter, inslaan op e4 is gevaarlijk omdat zwart na 19. b4, prachtige pionnen heeft om door te lopen op de damezijde.