(Jonge) kinderen houden van spelen. Dit simpele gegeven is bruikbaar in de klas. Door het laten verzinnen van een toneelstukje worden de leerlingen uitgedaagd concrete voorbeelden te verzinnen bij begrippen.
Doelgroep: brugklas, tweede klas
Lesdoelen: Deduceren, observeren, argumenteren, samenwerken, begrippennetwerk activeren, voorbeelden bij begrippen verzinnen, push- en pull factoren, geografische dimensies, empathie enz enz
Lestijd: 60 minuten
In de brugklas leer ik mijn leerlingen de verschillende overwegingen die mensen kunnen hebben wanneer zij migreren. Het boekje waarmee wij werken geeft een overzicht van de verschillende motieven (‘economische, sociale, ecologische en politieke redenen’) en die moeten de kinderen op hun toets kunnen reproduceren en toepassen. Ook moeten ze de migratiestromen kunnen verklaren vanuit het model van de push- en pullfactoren.
Dimensie |
Voorbeelden pushfactoren |
Voorbeelden pullfactoren |
Economie |
Werkloosheid, lage lonen | Hoge lonen, veel werk |
Sociaal |
Verpaupering, blootstelling aan criminaliteit etc | Gezinshereniging, gezinsvorming, gentrification, |
Ecologie |
Tsunami, vulkaanuitbarsting, droogte, etc | Van de drukte van de stad, naar de rust en de ruimte van het platteland etc |
Politiek |
Onderdrukking, oorlog, geen vrijheid van meningsuiting etc | Democratie, vrijheid van meningsuiting, vredelievende bevolking |
Tabel 1: verschillende mogelijke voorbeelden bij push en pull factoren
Het is mij in het verleden opgevallen dat veel kinderen het moeilijk vinden om bij deze matrix van 2×8 mogelijkheden (zie tabel 1) voorbeelden te verzinnen, omdat zij er vaak op zijn gericht om de voorbeelden die het boek geeft, uit hun hoofd te leren. Het boek geeft van de ene dimensie heel veel voorbeelden, maar van de andere nauwelijks. Ook wordt er op die manier niet gecategoriseerd: het memoriseren van mogelijkheden is een lagere denkvorm dan het creatief koppelen van een abstract begrip aan een concreet voorbeeld.
Ook wordt er op die manier niet gecategoriseerd: het memoriseren van mogelijkheden is een lagere denkvorm dan het creatief koppelen van een abstract begrip aan een concreet voorbeeld.
Het doel van deze les is dan ook niet alleen het uit het hoofd leren van enkele voorbeelden, maar het ankeren van de begrippen als abstracte containers. Deze abstracte containers moeten wel worden uitgelegd en in de meeste gevallen worden verwerkt. Ik doe deze les dan meestal ook nadat de paragraaf over migratie is gelezen, en is gemaakt.
De kernopdracht van deze les is: maak een heel kort toneelstukje dat duidelijk maakt waarom jullie migreren. Het is verboden om te zeggen waarom jullie gaan migreren, maar je moet hints opnemen in je toneelstuk waardoor de anderen het kunnen raden.
Maak heterogene groepen (bijvoorbeeld door te nummeren (“alle nummers 1 bij elkaar”)) en geef elk groepje een kaartje met daarop een combinatie uit tabel 1 (‘economische pushfactor’, ‘ecologische pullfactor’), maar dan zonder de suggesties uiteraard. Het is een open opdracht, dus probeer ook in je instructie niet al te leidend te zijn. Het gaat om de creativiteit van de leerling.
Hierna hebben de leerlingen 20 minuten de tijd om een toneelstukje van ongeveer 2 minuten te verzinnen. Hierbij mogen van alles gebruikmaken; stoelen, rekwisieten etc.
Daarna worden toneelstukjes gespeeld. De andere kinderen moeten observeren, hints noteren en bij het nabespreken vraag je de leerlingen in hun hoofd een zin te formuleren met het woordje ‘omdat’ (“Dit is de sociale pullfactor, omdat Maartje zei dat ze haar vader zo miste.”)
De punt van deze observatie- & formuleringsoefening is dat leerlingen getraind moeten worden in het ondersteunen van hun mening met argumenten, alsmede het formuleren van hele zinnen in plaats van losse statements.
Bedenk wel dat je voor deze les aardig wat tijd nodig hebt. Zelf werk ik met uren van 60 minuten, en het lukt niet altijd om alle toneelstukjes gespeeld te krijgen binnen de tijd. Je moet verschrikkelijk strak op de tijd zitten om het te halen! Voor kortere lessen kan het helpen om het toneelstukje zelf als huiswerk op te geven.
De fasering die ik gebruik is dit:
Tijd |
Wat doe ik |
Wat doet de leerling |
0 |
Welkom heten, lesdoelen bespreken | Actief luisteren |
3 |
Kort woordweb: waarom verhuizen mensen | Suggesties geven |
6 |
Kort: welke redenen horen bij elkaar en waarom? | Suggesties geven |
12 13 |
Instructie toneelstukjesCoachen, op weg helpen klas / domein opstellen in ’theater opstelling’ |
Overleggen, uitleggen van de terminologie, verzinnen voorbeelden, ontwerpen set + eventueel rekwisieten, repeteren enz |
33 |
Kort nabespreken van het toneelstukje, welke hints werden genoemd, en welke push . Pull factor was dit?8 x 2 spelen + 1 nabespreken en klaarzetten volgende groepje = 24 minuten en wat wisselgeld | Leerlingen spelen in groepjes om beurten het toneelstukjeLeerlingen noteren hints, en formuleren een zin met het woordje ‘omdat’ ← observatieoefening |
~ |
Korte instructie lesafsluiting, koppeling lesdoelen | Reflectie, 1 aardrijkskundig leerdoel, 1 procesmatig leerdoel |
Tabel 2: schematische lesfasering voor een uur van 60 minuten