Wie onderstaand diagram bestudeert, zal het moeilijk vinden om te duiden wie er beter staat. Zwart heeft twee pionnen, wit een loper. Wit staat dus licht voor, maar om de loper te behouden bij het afrekenen met de pionnen zal niet eenvoudig zijn. Gelukkig heeft wit de eerste zet, en die zal winnend blijken.
In het 7e Prisma schaakboek ‘het Eindspel’ uit 1966 dat ik van mijn vader leende, vond ik dit fenomenaal mooie voorbeeld, ontworpen door de Utrechtse slager C.C.W Mann. De schrijver van het boekje, H. Bouwmeester, introduceert de compositie op een geestige manier.
“Met alle respect voor het ambacht, zou men van een man die gewend is met een voorschoot voor grote messen en bijlen in koeielichamen (sic) te drijven, toch niet zo veel fijnzinnigheid verwachten als in deze studie naar voren komt.”
Het voordeel van de eerste zet wordt door wit meedogenloos benut. Zoek naar een winnende combinatie van schaak of zetdwang waardoor wit de beide pionnen opruimt.
Wit speelt en wint.
Bouwmeester schrijft na deze combinatie met enig gevoel voor humor:
“Wie verzucht een dergelijke reeks zetten nooit op het bord te zullen krijgen, moge bedenken dat het ook ons niet gelukt zou zijn om deze à bout portant te vinden tijdens een partij schaak.”
Wat heet! Een fenomenale combinatie die zwart van zijn voordeel beroofd. Wie denkt dat zwart, immers nog altijd gewapend met een dame, nog steeds niet verloren heeft komt wederom bedrogen uit. Wit is immers nog altijd aan zet.
Wit speelt en wint.